zaterdag 9 april 2011

Hermann Conradi, Duitsland (1862-1890)



Hermann Conradi werd geboren op 12 juli 1862 te Jessnitz. Zijn jeugd wordt niet bepaald beschreven als een gelukkige, voornamelijk veroorzaakt door zijn gevoelige inslag en zwakke gezondheid. Op jonge leeftijd wordt er bij hem een longaandoening geconstateerd. In 1876 start hij op het gymnasiunm te Desau. In deze periode zette hij ook zijn eerste schreden in het schrijverschap. Zijn eerste publicaties (gedichten) verschijnen in "Deutschen Dichter-Freund" (Kassel). In maart 1880 verliet hij het Gymnasium. Door de slechte financiele situatie van zijn ouders was hij genoodzaakt een beroep te leren. Maar na een korte periode als leerling boekhandelaar keert hij toch weer terug op het gymnasium.

Vanaf 1884 studeerde hij in Berlijn filosofie en literatuur. Alhoewel hij de collegezaal grotendeels links laat liggen ten favoure van het schrijven en het leven van een Bohemien. Chronisch geldgebrek en een gestage stroom aan publicaties werken die omslag in de hand. Vanuit Berlijn trok hij later naar Leipzig waar hij tot de kringen rond Adolf Bartels en Otto Erich Hartleben behoorde.

In 1887 verscheen hier zijn dichtbundel „Lieder eines Sünders“ en zijn eerste roman „Phrasen". In 1889 verscheen zijn roman „Adam Mensch“ waartegen de officier van justitie meteen een onderzoek begon wegens onzedelijkheid en godslastering. Conradi trok hierop naar Würzburg. Waar hij aan een proefschrift en aan een nieuwe roman begon te werken. Hij stierf echter onverwacht aan een longontsteking op 27-jarige leeftijd. Zijn werk wordt tot het vroege naturalisme gerekend.


Das Ende vom Liede

Vergessen können ja! Das ist die Kunst,
Von allen Künsten dieser Welt die erste
Von allen Künsten dieser Welt die schwerste,
Und bist du ihrer Herr, ist alles Dunst.

Ist alles Wurst, was jemals du gewesen,
Was du geliebt, gehaßt, getan, gefehlt, gewollt,
Ob sich dein Leben prunkvoll aufgerollt,
Ob du für andre warst bequemer Besen.

Ob Sklave oder Herr dann ist's egal,
Vergessen können und nicht dran ersticken,
Hinunterschlucken, lachen, weiterkrücken,
Ins Leben weiter noch ein dutzendmal.

Dann tut's ja nichts! Nun gut! Ich will's probieren,
Den letzten Lorbeerkranz will ich entblättern,
Das letzte Amulett will ich zerschmettern,
Wie man vergißt, will ich genau studieren.

Und eines Tages dann ist mir's geglückt,
Ich atme auf in grenzenloser Leere
Und breche in die Knie und bete: Kehre,
O kehre wieder, die du mich entzückt:

Geliebte Sünde, die ich froh beging
Geliebte Reue, die ich kühn genossen.
Gemach, mein Freund! Dein Schicksal ist beschlossen
Und um dich schürzt sich des Vergessens Ring.

(wordt vervolgd)

maandag 4 april 2011

Johanna Constantia Cleve, Nederland (1800-1822)



Johanna Constantia Cleve werd op 4 december 1800 te Dordrecht geboren als dochter van Joan Diderik Matthias Cleve, arts & Ida Agneta de Stoppelaar.

Al voor haar zevende zou ze zijn begonnen met het schrijven van gedichten, en volgens van der Aa (Parelen uit de lettervruchten van Nederlandsche dichteressen - Amsterdam 1856) "was zij door eene onweerstaanbare zucht voor de poezij bezield". Haar ouders onderkenden haar talent en haar vader - lid van het Haagse dichtgenootschap "kunstliefde spaart geen vlijt" - wierp zich op als mentor. Ongetwijfeld zorgde hij ervoor dat ze op haar negende de jongste aankwekeling werd van dit genootschap. Zij mocht er haar gedichten voorlezen en won diverse aanmoedigings- en ereprijzen. Op elfjarige leeftijd publiceerde zij haar eerste bundel "Jeugdigde dichtproeven" (1813) met een voorbericht van de Haagse dichter Mr. Thomas van Limburg. Hij loofde haar 'jeugdig dichtvernuft' en voorzag voor haar een mooie toekomst. In 1815 werd zij officieel lid van "kunstliefde spaart geen vlijt".

In 1817 kwam de bundel "Lentebloemen" bij intekening uit. Elk exemplaar was door de dichteres persoonlijk gesigneerd. In het voorwoord, eveneens van haar hand, herdacht zij haar inmiddels overleden mentor van Limburg.

op 14 februari 1822 stierf Cleve, slechts 21 jaar oud, te Leiden. Haar gedicht "Het klaverblad van vieren (aan drie vriendinnen), met gitaarbegeleiding, verscheen postuum in de Muzen-Almanak van 1825. Haar vroege dood versterkte haar faam als veelbelovend maar te jong overleden dichteres.

Bron : Digitaal vrouwenlexicon van Nederland

Op den vroegtijdigen dood van de jeugdige dichteres, Johanna Constantia Cleve.

Tierig boompje, rijk in dos,
Groen en frisch van kleuren,
Wat toch reet uw' wortel los?
Hoe verschoot uw bloei en blos?
Wat verstikte uw geuren?...

Ach! te vroeg vol knop en vrucht,
In dees koudere oorden,
Steekt ge uw kruintjen in de lucht,
En verdort, op d' eersten zucht
Van het gure noorden.

Ach! daar stort gij plotsling neêr;
Stam en steel bezwijken; -
Schoon der tuinen roem weleer,
Geeft gij hier nooit bloempjes meer,
Die zoo glanzig prijken.

Maar, naar beter' hof verplant,
En in zachter luchten,
Opgekweekt door hooger hand,
Vondt ge een milder vaderland,
Draagt er rijper vruchten.

A.N.v.P.
Ex tempore.
Februarij, 1822.

zondag 3 april 2011

Charles Churchill, Engeland (1731 - 1764)



Charles Churchill werd geboren in februari 1731 te Westminster alwaar hij ook zou studeren. Onder andere aan St John College. Zijn studie werd echter onderbroken door zijn vroege huwelijk in 1748. (Een huwelijk dat overigens in 1762 weer zou worden ontbonden) In 1756 volgde hij zijn vader op als hulpprediker aan St Johns Westminster.

Leed zware armoede tot de publicatie van The Rosciad & The Apology (1761) welke hem roem en tussen de 750 & 1000 pond opleverde. De eerstgenoemde was een bijtende satire op Londense acteurs en het acteren in het algemeen en wordt nog steeds gezien als zijn beste werk.

Langzaam maar zeker verliet hij de kerk en leidde een werelds leven. In deze periode raakte hij eveneens bevriend met collega John Wilkes, schreef artikelen en gedichten voor North Britton & bleef zijn oponenten onophoudelijk aanvallen met zijn satirische verzen en andere onderwaterpraktijken.

Hij stierf op 4 november 1764 te Bologne, terwijl hij onderweg was zijn vriend Wilkes te bezoeken.

Wilkes beloofde het werk van Churchill te zullen editeren maar liet dit na.

zaterdag 2 april 2011

Vasyl Chumak, Oekraine (1901 - 1919)

Vasyl Chumak werd geboren op 7 januari 1901 te Ichnya in een boerenfamilie.

Op school onderscheidde hij zich reeds van zijn klasgenoten door een sterk uitgedragen gevoel voor nationale trots.

Chumak schreef vanaf zijn vroege jeugd, volgens vrienden vooral over de heroische strijd van de Oekrainse kozakken tegen de Turken en de Tataren. Maar van voor 1915 is er jammer genoeg niets bewaard gebleven.

Hij ondersteunde de Februari revolutie van 1917 in zowel woord als daad. In de winter van dat haar vertrok hij naar Horodnya alwaar hij in contact kwam met de Oekrainse partij van socialistische revolutionairen (Borotbisten - de Oekrainse variant op de Bolsjewieken.

In september 1918 vertrok hij vervolgens naar Kharkiv om contacten te leggen met één van de leiders van de Partij, maar viel in de handen van de heersende macht (de mannen van Anton Denikin) die hem zodanig martelde dat hij op 21 november 1919 het leven liet. Achttien jaar oud.

Chumaks gedichten, bol van de revolutionaire romantiek, werden allen posthuum uitgegeven. 1920 - Zaspiv 1920 - Revoliutsiia 1922 / 1930 / 1936 - Chervonyi Zaspiv

André Marie (de) Chenier, Frankrijk (1762 - 1794)



Chénier werd in Turkije geboren op 29 oktober 1762 als zoon van een Frans lakenhandelaar (waar andere bronnen spreken over het feit dat zijn vader consul zou zijn). Toen hij zeven was keerde de familie terug naar Frankrijk. Hij kreeg een militaire opleiding, maar verliet de dienst al snel vanwege een zwakke gezondheid. Hij vestigde zich in 1773 te Parijs, waar hij ondanks zijn onbemiddelde toestand een mondain leven leidde en zijn eerste gedichten schreef.

Na een reis door Zwitserland en Italië werd hij in 1878 secretaris van de Franse ambassadeur in Engeland. Terug in Frankrijk, in 1790, liet hij zich meeslepen door de idealen van de Franse Revolutie. Hij protesteerde echter al snel tegen de excessen en viel in een artikel de Jakobijnen aan, hetgeen uiteindelijk leidde tot zijn arrestatie, veroordeling door een revolutionaire rechtbank en executie door de guillotine op 25 juli 1794. Drie dagen later viel het bewind van Robespierre en kwam er een einde aan de ‘Grote Terreur’.

Afgezien van enkele artikelen, pamfletten, korte prozateksten en twee langere gedichten, heeft Chénier tijdens zijn leven niets gepubliceerd. Na zijn dood, in 1895, verscheen met veel succes zijn Ode à une jeune captive, dat hij schreef in afwachting van zijn executie, en waarin hij de rol van een medegevangene aanneemt die eveneens in afwachting is van een executie. Later waren het vooral de romantici ((Hugo, Balzac, Sainte-Beuve) die ook zijn poëzie beroemd maakten. Zijn gedichten zijn typisch 18e-eeuws, neoclassicistisch en bezingen de wetenschappelijke vooruitgang. Chénier wordt echter ook gezien als de eerste Fransman die de gevoeligheid van de antieke kunst heeft weten te hervinden, via een beeldende (en dus niet-verhalende) poëzie. Ook zijn tekstbehandeling was nieuw, in die zin dat hij alexandrijnen soepeler maakte en het rijm natuurlijker en eenvoudiger.

(Bron: Wikipedia)

vrijdag 1 april 2011

Elizabeth M Chandler, USA (1807 - 1834)



Elizabeth Chandler verloor haar beide ouders toen ze nog een kind was en werd vervolgens opgevoed door familieleden in Philiadelphia, die uitgesproken aanhangers waren van het Genootschap der vrienden - ook wel Quakers genoemd. Aldaar werd ze dan ook onderwezen op een zogenaamde vriendenschool.

Op haar achttiende, won ze een prijs met het anti-slavernij gedicht "The Slave Ship". Het gedicht trok eveneens de aandacht van Benjamin Lundy, een uitgesproken voorstander van de afschaffing van de slavernij, die haar aanspoorde te schrijven voor zijn periodiek "the Genius of Universal Emancipation". Haar artikelen handelde veelal over onderwerpen als het pacifisme, de behandling van de indiianen en de onmiddelijke emancipatie van de slaven.

In 1830 verhuisde Chandler met haar tante en broer naar een boerderij in Michigan, alwaar ze bijeenkomsten organiseerde, die uit zouden monden in de oprichting van de eerste anti-slavernij beweging in Michigan. Ze overleed in 1834 aan de gevolgen van een zware koortsaanval.

Gedurende haar leven werden bijna al haar artikelen en gedichten anoniem gepubliceerd, maar na haar dood publiceerde Lundy twee verzamelingen van haar werk : Essays, Philanthropic and Moral (1836) and Poetical Works by Elizabeth Margaret Chandler; with a Memoir of Her Life and Character (1836).

The Slave-Ship

The Slave-ship was winding her course o'er the ocean,
The winds and the waters had sunk into rest;
All hush'd was the whirl of the tempest's commotion,
That late had awaken'd the sailor's devotion,
When terror had kindled remorse in his breast.

And onward she rode, though by curses attended,
Though heavy with guilt was the freight that she bore,
Though with shrieks of despair was the midnight air rended,
And ceaseless the groans of the wretches ascended,
That from friends and from country forever she tore.

On the deck, with his head on his fetter'd hand rested,
He who once was a chief and a warrior stood;
One moment he gain'd, by his foes unmolested,
To think o'er his woes, and the fate he detested,
Till madness was firing his brain and his blood.

“Oh, never!” he murmur'd in anguish, “no, never!
These limbs shall be bent to the menial's toil!
They have reft us, my bride—but they shall not forever
Your chief from his home and his country dissever—
No! never will I be the conqueror's spoil

“Say! long didst thou wait for my coming, my mother?
Did ye bend o'er the desert, my sister, your eye?
And weep at the lengthen'd delay of your brother,
As each slow passing moment was chased by another,
And still he appear'd not a tear-drop to dry.

“But ye shall—yes, again ye shall fondly embrace me!
We will meet my young bride in the land of the blest:
Death, death once again in my country shall place me,
One bound shall forever from fetters release me!”
He burst them, and sunk in the ocean's dark breast.