zaterdag 17 december 2011

Leo Herman Frijda, Nederland (1923-1943)



Leo Herman Frijda werd op 1 augustus 1923 te Amsterdam geboren als zoon van Herman Frijda (1887-1944) & Dora Frank. Hij was de oudste van in totaal drie kinderen.

Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma wilde hij medicijnen gaan studeren, maar aangezien het medio 1941 reeds verboden was om als Jood een universitaire studie te volgen, werd hij daarom leerling medisch analist in het CIZ Laboratorium te Amsterdam.

In het najaar van 1941 onderzocht hij samen met oud schoolgenoot Theo Hondius de mogelijkheid om met een zeilboot via de Noordzee te ontsnappen.

Hij publiceerde gedichten en essays in het illegale jongerenblad Lichting. In januari 1943 gaf hij onder het pseudoniem Edgar Fossan (die hij ook hanteerde voor zijn publicaties in de Lichting) samen met Theo Haag (pseudoniem van Theo Hondius) de gedichtenbundel Op leven en dood uit.

Hij raakte vanaf 1942 nauw betrokken bij de Amsterdamse verzetsgroep CS-6. Zo was hij onder meer betrokken bij de geslaagde aanslag op luitenant-generaal Seyffardt, de commandant van het Vrijwilligerslegioen Nederland (5 februari 1943), bij de spoorwegaanslag in de Rietlanden (maart 1943) en bij de liquidaties van de agent-provocateur Blom & rijwielhersteller B.Hoff. Daarnaast trachtte hij nog met een bom brand te stichten in een Haagse bioscoop.

Op 20 augustus 1943 is Leo Herman Frijda samen met zijn verloofde (Mien Harmsen) in Amsterdam opgepakt. In september 1943 vond voor het Polizeistandgericht in Amsterdam het proces plaats tegen de gearresteerde leden van de groep CS-6. Op 30 september werden 19 leden van de groep ter dood veroordeeld. De volgende dag werd het vonnis reeds in de duinen bij Overveen voltrokken. Leo Herman Frijda was één van hen. Hij werd 20 jaar oud & ligt begraven op de Eerebegraafplaats te Bloemendaal.

Bronnen : Eerebegraafplaats Bloemendaal / Joods Monument & De Gids jaargang 151 (dbnl)





***

Het zwart wijkt als een gas. Wil iemand grijpen
wat teloor ging zo? Een stapel lijken
verspert de deur, en slechts de modderige gracht
is - via vele trappen - te bereiken
En zij, die speelde, was een laatste weer
tegen den zoon, die omgebracht,
nog zei van... ‘water, water, alsjeblieft’


***

Spreek niet.
Dat hebben zij ook niet gedaan.
Misschien alleen een naam, heel stil gedacht.
Toen zij in koelen bloede werden omgebracht
hebben vijf kisten hen afgewacht.

Straks
Even stilte, van muziek begeleid.
Weer een blamage voor de eeuwigheid.

Spreek niet
........
Laten wij nu maar gaan
Ik heb het hun vannacht beloofd.
Wij zijn een waan,
een lang vergaan
visioen.

1 opmerking:

Jürgen Smit zei

Bij bronnen dient ook het NIOD nog gelezen te worden, aangezien daar enkele gedichten van Frijda gevonden werden