vrijdag 2 december 2011

Ernest Dowson, Engeland (1867-1900)


Ernest Dowson werd geboren op 2 augustus 1867 te Belmont Hill, Lee, Kent. In zijn jeugd kwam hij met zijn ouders veelvuldig in Frankrijk, Italië, wat voor een groot deel samenhing met de slechte gezondheid van zijn vader.

Dowson studeerde aan de universiteit van Oxford maar zou zijn studies niet afmaken. Hij trad daarentegen in dienst bij het bedrijf van zijh vader (dokwerk) en vertrok uiteindelijk in 1887 naar Londen, alwaar hij een actief sociaal (nacht) leven leidde en zijn eerste gedichten schreef. Samen met onder andere W.B. Yeats en Lionel Pigot Johnson werd hij lid van de Rhymers' Club. Hij droeg bij aan tijdschriften zoals The Yellow Book en The Savoy. Naast gedichten schreef hij ook veel proza. Hoewel hij hier minder succes mee had, was dit ergens toch het onderdeel van zijn schrijverschap waar zijn hart het meest naar uit ging. Daarnaast droeg hij zorg voor de nodige vertalingen, van voornamelijk Franse literatuur.

In 1889 werd Dowson verliefd op de elfjarige Adelaide "Missie" Foltinowicz, de dochter van een Poolse restauranteigenaar, aan wie hij later zijn beroemde gedicht Non Sum Qualis eram Bonae Sub Regno Cynarae zou opdragen. Hij wist haar evenwel niet te krijgen.

In 1894, nadat zijn vader aan tuberculose was overleden en zijn moeder zich had opgehangen, bekeerde hij zich tot het katholicisme, vertrok hij naar Frankrijk en voorzag te Parijs en Dieppe met vertaalwerk in zijn levensonderhoud. Ziek (tbc) en verslaafd aan alcohol en verdovende middelen keerde hij in 1899 verarmd naar Londen terug. De laatste weken van zijn leven bracht hij door in het kleine huisje van schrijver Robert Sherard, die hem eerder in een wijnbar had gevonden. Op 23 februari 1900 overleed hij, 32 jaar jong.

Dowson schreef verfijnde, muzikale poëzie, vol “sensuality and sadness”. Kenmerkend is een voorliefde voor het irrationele, een diep verlangen de realiteit te ontvluchten, zelfhaat en een preoccupatie met de dood. Hij werd sterk beïnvloed door Edgar Allan Poe, Paul Verlaine, Charles Baudelaire, Algernon Swinburne en de Prerafaëlieten. Mede door zijn vroege overlijden liet hij slechts een klein oeuvre na, maar desondanks rekende Yeats hem tot de meest begaafde dichters van zijn tijd. Yeats beschreef Dowson uitgebreid in zijn memoires.

bron: Wikipedia


Vitae summa brevis spem nos vetat incohare longam

They are not long, the weeping and the laughter,
Love and desire and hate:
I think they have no portion in us after
We pass the gate.

They are not long, the days of wine and roses:
Out of a misty dream
Our path emerges for a while, then closes
Within a dream.


Non sum qualis eram bonae sub regno Cynarae

Last night, ah, yesternight, betwixt her lips and mine
There fell thy shadow, Cynara! thy breath was shed
Upon my soul between the kisses and the wine;
And I was desolate and sick of an old passion,
Yea, I was desolate and bowed my head:
I have been faithful to thee, Cynara! in my fashion.

All night upon mine heart I felt her warm heart beat,
Night-long within mine arms in love and sleep she lay;
Surely the kisses of her bought red mouth were sweet;
But I was desolate and sick of an old passion,
When I awoke and found the dawn was gray:
I have been faithful to thee, Cynara! in my fashion.

I have forgot much, Cynara! gone with the wind,
Flung roses, roses riotously with the throng,
Dancing, to put thy pale, lost lilies out of mind;
But I was desolate and sick of an old passion,
Yea, all the time, because the dance was long:
I have been faithful to thee, Cynara! in my fashion.

I cried for madder music and for stronger wine,
But when the feast is finished and the lamps expire,
Then falls thy shadow, Cynara! the night is thine;
And I am desolate and sick of an old passion,
Yea, hungry for thelips of my desire:
I have been faithful to thee Cynara! in my fashion



zijn complete poetische werken treft men hier

Geen opmerkingen: