vrijdag 9 december 2011

David Edelstadt, Rusland/USA (1866-1892)



David Edelstadt werd op 9 mei 1866 te Kaluga, Rusland geboren en was één van de eerste Joods Socialistische revolutionaire dichters. Begon met het schrijven van poëzie op zijn negende en zag zijn eerste gedichten gepubliceerd toen hij twaalf was.

Edelstadt was zich al vroeg bewust van de sterk anti-semitische houding in de Russische samenleving. Zo diende zijn vader maar liefst vijfentwintig jaar in het leger van de Tsaar, een maatregel die in die tijd vaker op Joodse mannen werd toegepast. Dit liet duidelijk zijn sporen na in de jonge David.

Hoewel Russisch zijn moedertaal was, communiceerde hij voornamelijk in het Jiddisch. Al snel besloot hij dat hij in Rusland geen toekomst zag voor zichzelf en vertrok in 1882 naar Amerika, alwaar hij al snel actief werd in de Joodse anarchistische beweiging The Pioneers of Liberty te New York. Hij schreef vele pamfletten, hield bijeenkomsten en zag hoe de beweging zich langzaam over het Amerikaanse continent verspreidde. Regelmatig bezocht hij deze zusterbewegingen en schreef ook regelmatig artikelen voor anarchistische kranten in bet buitenland zoals de Arbeiter Fraynd te Londen.

In 1889 was hij één van de oprichters van een weekblad met de naam Varhayt (De Waarheid). Hij publiceerde hier zelf ook regelmatig Jiddische gedichten in. Na een maand of vijf hield het blad echter op te bestaan, en sleet hij zijn geschriften aan het anarchistische weekblad Der Morgenshtern, kort daarop gevolgd door het wederom door hemzelf opgerichte Fraye Arbeter Shtime (De stem van de vrije arbeider) dat overigens een veel langer leven beschoren bleek dan de eerdergenoemde bladen.

Qua poëzie bleek dit een vruchtbare periode, maar jammer genoeg gold dat ook voor de tuberculose die al enkele jaren een sluimerend bestaan had geleidt. Zijn gezondheid ging zodanig achteruit dat hij zich in oktober 1891 terug moest trekken uit zijn functie bij de Fraye Arbeiter Shtime en hij zijn toevlucht zocht in de bergen rond Denver. Maar dit mocht echter niet baten.

Hij overleed aldaar op 17 oktober 1892, slechts zesentwintig jaar oud.

Zijn verzamelde gedichten en politieke geschriften werden in 1910 postuum gepubliceerd.

bronnen : enrager.net/history & wikipedia

AT STRIFE


Hated are we, and driven from our homes,
Tortured and persecuted, even to blood;
And wherefore? 'Tis because we love the poor,
The masses of mankind, who starve for food.

We are shot down, and on the gallows hanged,
Robbed of our lives and freedom without ruth,
Because for the enslaved and for the poor
We are demanding liberty and truth.

But we will not be frightened from our path
By darksome prisons or by tyranny;
We must awake humanity from sleep,
Yea, we must make our brothers glad and free.

Secure us fast with fetters made of iron,
Tear us like beasts of blood till life departs,
'Tis but our bodies that you will destroy,
Never the sacred spirit in our hearts.

You cannot kill it, tyrants of the earth!
Our spirit is a plant immortal, fair;
Its petals, sweet of scent and rich of hue,
Are scattered wide, are blooming everywhere.

In thinking men and women now they bloom,
In souls that love the light and righteousness.
As they strive on toward duty's sacred goal,
Nature herself doth their endeavor bless—

To liberate the poor and the enslaved
Who suffer now from cold and hunger's blight,
And to create for all humanity
A world that shall be free, that shall be bright;

A world where tears no longer shall be shed,
A world where guiltless blood no more shall flow,
And men and women, like clear-shining stars,
With courage and with love shall be aglow.

You may destroy us, tyrants! 'Twill be vain.
Time will bring on new fighters strong as we;
For we shall battle ever, on and on,
Nor cease to strive till all the world is free!



MY WILL


Good friends, when I am dead, bear to my grave
Our banner, freedom's flag of crimson hue,
Stained with the blood poured from the toilers' veins.
There 'neath the crimson banner sing to me
My song, "At Strife," the song of liberty,
That in the hearer's ear clangs like the chains
Of the enslaved, Christian alike and Jew.

E'en in the grave, O brothers, I shall hear
My song of liberty, my stormy lay;
E'en there shall I shed tears for every slave,
Christian or Jew; and when the swords I hear
Clash in the final battle's blood and fear,
Then, singing to the people from my grave,
I will inspire their hearts, that glorious day!

(Beide gedichten werden vertaald door Alice Stone Blackwell (1857-1950) vanuit het Jiddisch)

Geen opmerkingen: