vrijdag 4 november 2011

Anton Antonovich Delvig, Rusland (1798-1831)


Delvig werd geboren op 6 augustus 1798 te Moskou als zoon van een militair. Hij studeerde aan het lyceum te St.Petersburg alwaar hij bevriend raakte met Poesjkin. Het was in deze periode dat Delvig voor het eerst blijk gaf over enig literair talent te beschikken en de schoonheid van de poëzie ontdekte.

Na zijn studie werkte hij als assistent-bibliothecaris en ambtenaar, maar blonk niet bepaald uit in nijverheid, waardoor hij geregeld zonder baan zat. Hij woonde in die tijd samen met de dichter Jevgeni Baratinski en leidde in de sloppenwijken van Sint-Petersburg enkele jaren een karig bestaan.

In 1825 kende hij zijn eerste succes met het uitgeven van de literaire almanak “Noordelijke bloemen”. In dat jaar trouwde hij ook met een begaafde en mooie vrouw, die zijn huis tot een bekende literaire salon maakte, waar Frans in de plaats van Russisch werd gesproken. In 1830 werd hij redacteur van het nieuwe literaire tijdschrift “Literatoernaja Gazeta”, waaraan onder anderen ook Aleksandr Poesjkin, Ivan Krylov en Aleksej Chomjakov meewerkten.

Hij overleed op 14 januari 1831 te St.Petersburg op 32-jarige leeftijd.

Tegenstanders hielden Delvig in zijn tijd wel voor een epigoon van Poesjkin en Baratinski, sommigen meenden zelfs dat veel van zijn gedichten door hen geschreven waren. Pas in de twintigste eeuw kreeg Delvig hernieuwde waardering als origineel en zuiver dichter binnen de romantisch-classicistische traditie. Zijn werk omvat twee klassen: ‘antieke’ gedichten, idyllen en brieven enerzijds en Russische liederen anderzijds.

Doden, ach, het vogeltje
Boze stromen;
Brachten om de jongeling
Boze tongen!

Vloog te laat het vogeltje
Naar de zeekust;
Vlood te laat de jongeling
Naar de bossen!

Boven zee is golfgedruis,
Zijn geen stormen,
In het bos gaan geesten rond,
En geen mensen!

(vertaling: Peter Zeeman - Spiegel van de Russische poëzie, 2000, Amsterdam)

Bron : Wikipedia

Geen opmerkingen: