dinsdag 1 juli 2008

Een ontspoord leven - Atilla Jozsef (1905 - 1937)



Dichter van het proletariaat, tegen wiens schrijnende armoede hij protesteerde in lyrische verzen, aantrekkelijke en krachtige poëzie.


Atilla werd geboren in een Grieks orthodox gezin te Boedapest op 11 april 1905. Hij was drie jaar oud toen zijn vader ( Aron Jozsef - van Roemeense of Servische afkomst) het gezin in de steek liet. (Lange tijd werd gesuggereerd dat Aron de benen had genomen richting Amerika, maar hij bleek niet verder te zijn gekomen dan Roemenie, waar hij in November 1937 zou komen te overlijden - slechts enkele weken voor zijn zoon voor eeuwig de ogen sloot.) Na het vertrek van de vader des huizes zag Atilla's moeder Borbala Pocze, zich genoodzaakt Ätilla en zijn zuster via de kinderbescherming bij een boerenfamilie in Ocsod onder te brengen. Alwaar hij werkzaam was als varkenshoeder, zoals de meeste kinderen in het dorp. Toen hij zeven was, had zijn moeder de financiële middelen om haar kinderen weer bij zich te laten wonen. Maar desalniettemin hadden de drie kinderen die het gezin telde, een alles behalve gemakkelijke jeugd. Jozsef werd op een gegeven moment naar een internaat gestuurd, alwaar hij een uitblinkend student bleek te zijn.

Op zijn vjftiende overleed zijn moeder. De bedelaar van schoonheid uit 1922, zijn eerste poëziebundel werd gepubliceerd met een introductie van Gyula Juhasz (1883 - 1937) een oudere dichter, die als mentor diende voor de jonge Atilla. Jozsef begon aan een studie Frans & Hongaars aan de universiteit van Szeged, maar werd verzocht zijn studie te staken, toen Antal Horger ( 1872 - 1946 ) een professor met groot aanzien aanstoot nam aan de anarchistische ondertoon van het gedicht "met een puur hart " uit 1925.


With a pure heart

I have no father and no mother,
I have no country and no god.
I have no lover in my bed
I won't be buried when I'm dead

For three days now I didn't eat,
not even a piece of bread.
My twenty Years are my power -
I'll sell them to the first comer.

If no one needs my twenty years,
the devil takes them, it appears.
With a pure heart, I'll burn and loot.
If I have to, I'll even shoot.

They'll catch me and string me up,
with the good earth cover me up,
and death-bringing grass will start
growing from my beautiful, pure heart.

(vertaald door John Bátki)

Daarop vertrok hij naar Wenen om met behulp van zijn zwager aan de universiteit aldaar te kunnen studeren. Een jaar later studeerde hij aan het Sorbonne te Parijs. In Parijs las hij Hegel, Marx & Lenin en na zijn terugkeer in Boedapest sloot hij zich aan bij de illegale communistische partij in 1930. Maar al snel hadden de Hongaarse communisten kritiek op zijn ideeën om het marxisme te combineren met de ideeën van Freud & Croce, en verbrak hij zijn banden met de partij uiteindelijk in 1935. In het jaar daarop, richtte hij het periodiek Szep Szo (Mooi Woord) op van stedelijke radicalen die zich verzette tegen de populistische beweging der Hongaarse communisten. Hij was een gepassioneerd felle tegenstander van de gevestigde orde & autoriteiten. Beïnvloed door het surrealisme ontwikkelde hij zich tot een marxistisch geïnspireerd dichter. In zijn sociaal politieke poëzie verwoorde hij op een indringende de materiele en morele nood van het arbeiders proletariaat en uitte daarnaast felle kritiek op de heersende staatsorde. Natuurlijke vormbeheersing en creatief aan de volkslyriek ontleend taalgebruik gaven zijn werk grote allure. Nadat hij zijn geloof in het Communisme had verloren en hij enkele ongelukkige liefdes affaires achter de rug had raakte hij steeds meer in zichzelf gekeerd & pleegde uiteindelijk zelfmoord door zich voor een trein te werpen.

Als scholier had Atilla al 2 zelfmoordpogingen ondernomen. De tweede bestond uit het slikken van een zestigtal aspirines. (Naar alle waarschijnlijkheid van middelmatige kwaliteit aangezien vandaag de dag een hoeveelheid van 30 paracetamols al als dodelijk wordt beschouwd) Op zijn 17e c.q.18e nam hij het besluit dat hij zich maar op een wijze van het leven wenste te beroven, namelijk door zich door een trein de dood in te laten slepen. Op die leeftijd legde hij zich dan ook op een avond op de rails, maar moest het meemaken dat de naderende trein op enige afstand van hem tot stilstand kwam, aangezien op die plek iemand anders zich met dezelfde doodswens op de rails had neergevlijd.

Vijftien jaar later pleegde Atilla alsnog zelfmoord door zich voor een vertrekkende trein te werpen. Dit gebeurde te Balatonszarszo, een voorstadje van Boedapest op 03.12.1937, nadat de dichter blootsvoets, verhongerd & ten prooi aan waanzin dagenlang had rondgezworven.

In Boedapest hangt in het kamertje waar Atilla Jozsef werd geboren een foto die zijn dood symboliseert: voetsporen in de sneeuw op een spoorwegemplacement Sinds 11 april 1964 is hier het museum The Atilla Jozsef memorial room gehuisvest.

Werken van Atilla Jozsef.

1931 Munkasok (Werkers) politiek geancaceerde poezie
1932 Kulvarosj ej (Nacht in de buitenwijken)
1933 A varos peremen (On the outskirts of het city)
1934 Ezsemelet (bewustzijn)
1940 J.Jozsef J.A. elete
1948 J.A Osszes versei

In 1950 werd de Jozsef Atilla prijs ingesteld - de belangrijkste Hongaarse onderscheiding op literair gebied.

1966 poems
1973 Engelse publicatie selected poems & texts

Geen opmerkingen: